Vanaf het begin van de vorige eeuw was de verkeerscirculatie op de Dam een steeds terigkerend onderwerp in de gemeentelijke politiek. In 1907 resulteerde dit in een gezamenlijk door de Maatschappij ter Bevordering der Bouwkunst, het Genootschap Architectura et Amicitiae en de gemeente Amsterdam uitgeschreven stedenbouwkundige prijsvraag. Winnaar werd de destijds jonge architect J.M. van der Mey, die van het Damrak tot het Rokin een 200 m lange gevelwand ontwierp – een ontwerp dat uiteindelijk niet werd uitgevoerd.
Door verkoop van het kavel van de voormalige beurs van Zocher aan de Bijenkorf in 1909 en kort daarna het kavel aan de zuidzijde waar gebouw Industria zou verrijzen, bleef van het prijsvraaggebied alleen de Middendam over. Door afbraak van het Commandantshuis en de percelen aan de westzijde van de Warmoesstraat was het plein sinds 1912 aanzienlijk vergroot. Maar plannen voor nieuwe bebouwing hiervan zouden zich decennialang voortslepen. Van 1912 tot 1925 was de Middendam een armzalige en veel besproken modderpoel, waar flora en fauna welig tierden. In afwachting van een definitieve beslissing over de geplande bebouwing werd in 1925 voorlopig een zo genoemd Damplantsoen aangelegd. Talloze plannen bleven de revue passeren tot de onverwachte Duitse inval van mei 1940. Een laatste ontwerp behelsde in 1939 dat van architect Willem Dudok voor het verzekeringspaleis ‘Huis 1845’.
Litt.: Feddes 2012, Wijnman 1974
Ref.: Beurs van Zocher, Bevrijdingsfeesten, Bijenkorf, Commandantshuis, Gebouw Industria, Mausoleum, Nationaal Monument, Tijdelijk Nationaal Monument, Transportknooppunt