De Dam als Plaats van Herinnering
Nationaal Monument

Na een lange voorgeschiedenis werd op het voormalige Damplantsoen op 4 mei 1956 eindelijk het definitieve monument onthuld. De opdracht hiertoe was al in januari 1947 – dus negen jaar eerder – officieus verstrekt aan de beeldhouwer John Raedecker. De Nationale Monumenten Commissie voor Oorlogsgedenktekens koos in maart 1947 definitief voor Amsterdam en het Damplantsoen als locatie van een Nationaal Monument. Ruim een jaar later werd Raedecker gevraagd om voor een verantwoorde stedenbouwkundige oplossing samen te gaan werken met een architect en dat werd J.J.P. Oud. Eind december 1948 werd de opdracht officieel aan Raedecker en Oud verstrekt en na het nodige geharrewar werd hun ontwerp op 19 februari 1951 door de ministerraad aanvaard.

Het in beton, baksteen en travertijn uitgevoerde gedenkteken bestaat uit een tweeëntwintig meter hoge pyloon, met een aantal naar het Koninklijk Paleis gerichte sculpturen op uitkragende plateaus. De pyloon – in de Amsterdamse volksmond ‘pijpie krijt’ genoemd – symboliseert een ter verdediging geheven zwaard. Centraal aan de pyloon bevindt zich een reliëf met drie geketende naakte mannen die met gebogen hoofd een vierde gekruisigde man flankeren als verbeelding van leed en lijden. Links daarvan een bebaarde mansfiguur begeleid door twee huilende honden en rechts een man met opgeheven armen en een grommende hond. Zij verbeelden het verzet van respectievelijk intellectuelen en arbeiders, de honden trouw en smart. Daarboven troont een vrouw met een krans op het hoofd en een kind op de arm. Samen met in hoogreliëf op de pyloon aangebrachte opvliegende duiven staat zij voor de overwinning, vrede en nieuw leven. Voor het monument bevinden zich op enige afstand ter weerszijden twee leeuwen op ronde sokkels die onverzettelijkheid en weerbaarheid symboliseren.

De halfronde muur met urnen van het Tijdelijk Nationaal Monument uit 1947 is gehandhaafd, inclusief de provinciewapens en volgende tekst van N.A. Donkersloot: ‘Aarde door het offer gewijd, samengebracht uit gans het land, teken tot in verren tijd, van heugenis en vasten band’. Aan de binnenzijde van de urnenmuur is een moeilijk leesbare, cryptische en veel bekritiseerde tekst van Adriaan Roland Holst gehakt. Tenslotte bevindt zich op de voorzijde van het gedenkteken een Latijnse tekst van J.P. Meerwaldt, die in vertaling als volgt luidt: ‘Hier, waar het hart des vaderlands is, moge het herinneringsteken, dat de burgers in het binnenste hunner harten dragen, schouwen tot de sterren gods’.

Na eerdere, relatief kleinere reparaties, was het monument in 1997 toe aan een ingrijpende restauratie, werd het geheel ontmanteld en door een Duitse firma met een vloeibare acrylhars geïmpregneerd. Een voorstel van beeldend kunstenaar Jan Dibbets om de urnenmuur te verwijderen, de pyloon te halveren en het beeld van de vrouw er vrijstaand op te plaatsen, had geen schijn van kans.

 

Litt.: Carasso 1986 en 1987, Van Ginkel 2011, Landstra, Spruijt 1998

Ref.: Certificatenactie, Damplantsoen, Dodenherdenking en bevrijding, Mausoleum, Nationaal Monument Adriaan Roland Holst | Harry Mulisch, Monumenten en herdenkingstekens, Orde en veiligheid, Straathandel, Tijdelijk Nationaal Monument

5 beelden
De eerste dodenherdenking bij het op 4 mei 1956 onthulde Nationaal Monument.
Datum: 1956.05.04 - 1956.05.04 / Fotograaf: anefo / Bron: SAA