De eerste 17de eeuwse stappen voor de bouw van een nieuw stadhuis dateren van 1639. Aanleiding daartoe was het min of meer op dezelfde plek gelegen, ernstig in verval geraakte en uit meerdere gebouwen bestaande stadhuis – waarvan de kern terugging tot het einde van de 14de eeuw. Een bouwcommissie ging aan de slag, verschillende architecten maakten ontwerpen en uiteindelijk viel op 18 juli 1648 het definitieve besluit voor nieuwbouw naar ontwerp van Jacob van Campen. Ondertussen waren er vele tientallen percelen door de stad aangekocht en gesloopt. Hierdoor werd De Dam aan de noord-westzijde aanzienlijk vergroot en kwam de Nieuwe Kerk deels aan het plein te liggen. Terwijl de eerste van 13.659 palen al op 20 januari 1648 was geslagen, startte de bouw officieel door een eerste steenlegging op 28 oktober in datzelfde jaar. Het nieuwe gebouw werd begin juli 1655 betrokken, maar was pas in 1662 onder de kap. Werkzaamheden aan het interieur en met name het uitgebreide sculptuurprogramma werden pas later afgerond.
Het functioneren als stadhuis eindigde in 1808 toen koning Lodewijk Napoleon Amsterdam als residentie koos en de burgemeester hem het gebouw op 8 april officieel als paleis aanbood. Inwendig werd er het nodige aan verbouwd, aan de voorgevel werd een groot balkon aangebracht (in 1937 verkleind) en de Waag uit 1565 werd gesloopt om het zicht op het (ongedempte) Damrak vrij te maken.
Litt.: Vlaardingerbroek 2011, Wijnman 1974
Ref.: Koninklijke bezoeken, Koninklijke inhuldigingen, Nieuwe Kerk, Staatsbezoeken, Straathandel