Vanaf het laatste kwart van de achttiende eeuw werden in Amsterdam en elders in Nederland talloze genootschappen en sociëteiten opgericht. Naast een ontmoetingsfunctie, vormden kennisuitwisseling over cultuur, wetenschap en soms ook politiek een belangrijk doel van dit soort genootschappen. In 1870 werd de oprichting van Sociëteit De Groote Club een feit. De vereniging liet naar ontwerp van H.J. van den Brink en I. Gosschalk in neo-renaissancistische stijl een eigen pand bouwen op de hoek van de Kalverstraat en de Dam, dat in 1872 werd voltooid.
Veertig jaar later werd dit pand gesloopt om wederom plaats te maken voor nieuwbouw. Voor het ontwerp tekenden de architecten Th.G. Schill en D.H. Haverkamp. Hun gevelontwerp werd echter afgekeurd en de uiteindelijk gevel werd ontworpen door D.F. Slothouwer. Het was het eerste pand in Nederland dat elektrisch werd geheid. De oplevering vond plaats op 28 november 1914 en het gebouw kreeg al snel de bijnaam ‘molen zonder wieken’.
Decennialange pogingen tot een fusie met de naastgelegen Sociëteit Doctrina et Amicitia aan de Kalverstraat hebben pas in 1922 resultaat. Laatstgenoemde sociëteit trekt in bij de buren. De nieuw geformeerde sociëteit draagt de naam: Sociëteit De Groote Club ‘Doctrina et Amicitia’.
Omdat de Groote Club de huurlasten uiteindelijk niet meer op kon brengen, werd in 1975 besloten tot een fusie met de Industrieele Club. De beide sociëteiten zijn sindsdien onder de naam Industrieele Groote Club gehuisvest in gebouw Industria.
Litt.: Oxenaar 1995, Roy van Zuydewijn z.j., Wijnman 1974
Ref.: Gebouw Industria, Monumenten en gedenktekens, Rijnstroom, Schietpartij van 7 mei 1945, Straathandel en -theater