Naast bewaard gebleven originele afdrukken, negatieven en fotografische reproducties in boeken, tijdschriften of kranten vormen prentbriefkaarten een belangrijke bron van visuele informatie over specifieke locaties. De opkomst ervan in het laatste kwart van de 19de eeuw hing direct samen met het groeiende toerisme en de behoefte om thuisblijvers een beeld te geven van uitstapjes in binnen- of buitenland.
De Nederlandse geschiedenis ervan gaat terug tot 1871 toen de PTT briefkaarten met een voorgedrukte frankeerzegel introduceerde. In de volksmond werden ze ‘post-‘ of ‘correspondentiekaart’ genoemd. De Amsterdamse kantoorboekhandel Koster was in1873 de eerste die ze met een rijmpje verkocht en tien jaar later weer de eerste die een illustratie op de beeldzijde liet drukken. Aanvankelijk werd hierbij vooral de lithografie als reproductietechniek gebruikt. Reproducties van foto’s op kaarten lieten op zich wachten tot het laatste decennium van de 19de eeuw.
In Nederland had de PTT tot 1 april 1892 het monopolie op de briefkaart. Nadien kon iedereen (prent)briefkaarten uitgeven en dat gebeurde soms in de vorm van originele fotografische afdrukken. Het schrijven van berichten op de adreskant was aanvankelijk niet toegestaan.
De prentbriefkaart kende haar grootste bloeitijd in de jaren 1900-1918. Ook talloze kaarten van de Dam getuigen hiervan. Mede door het uniforme formaat vormen zij interessante visuele documenten met betrekking tot de vele veranderingen in de loop der jaren. Bijvoorbeeld met en zonder Naatje of al dan niet geëlektrificeerde trams. Door poststempels geven verzonden exemplaren bovendien een indicatie over de ontstaansdatum.
Ref.: Bevrijdingsfeesten, Naatje, Stereofotografie, Transportknooppunt